De vergrijzing in de branche zorgt de komende jaren voor veel uitstroom van oudere werknemers, resulterend in een tekort aan monteurs en technici. Steeds meer scholieren en studenten kiezen voor een brede opleiding, waarin ze niet specifiek voor de TI worden opgeleid. Deze schoolverlaters zullen wel in de TI kunnen doorstromen en het tekort deels kunnen opvullen. Er worden twee toekomstscenario’s in de TI branche gehanteerd: een krimpscenario en een scenario met voorzichtige groei. In het krimpscenario zal de TI branche jaar op jaar met één procent blijven krimpen. In het voorzichtige groeiscenario zal de recessie in de TI in 2016 eindigen. Hier is dan geen krimp meer, maar een stabilisatie. Vanaf 2017 wordt een groei van de branche van jaarlijks één procent aangenomen. In beide scenario’s heeft de branche nieuwe mensen nodig. Om de uitstroom te kunnen vervangen zijn, ook in een situatie van krimp, nieuwe instromers nodig. Dit zijn niet alleen jonge schoolverlaters, maar ook zij-instromers uit andere branches of uit instromers vanuit een uitkering of inactiviteit. Om na te gaan of er voldoende schoolverlaters zullen zijn in de toekomst, richten we ons specifiek op de vraag naar schoolverlaters in de toekomst.
Het aanpassingsmechanisme: niet TI-opgeleiden komen in aanmerking
De afgelopen jaren waren er vrijwel steeds onvoldoende geschikte TI-schoolverlaters om aan de vraag van de bedrijven te voldoen. Om toch over voldoende (leerling)monteurs te kunnen beschikken zijn bedrijven gaan uitwijken naar schoolverlaters van andere opleidingen. Een TI-opleiding is meestal wel een pre, maar niet altijd een harde eis.
“Om toch over voldoende (leerling)monteurs te kunnen beschikken zijn bedrijven gaan uitwijken naar anders opgeleiden.”
Bij een krimp van de TI branche komt er een tekort aan TI-schoolverlaters
Volgens het scenario van een krimp in de TI branche zal de wervingsbehoefte ook groter zijn dan de het aantal schoolverlaters. Er zullen namelijk 10.000 tot 12.000 opengevallen instroomplekken gevuld moeten worden. Deze behoefte loopt wel geleidelijk terug. In 2013 bedroeg de wervingsbehoefte iets meer dan 12.000 personen. Dit bestaat uit zo’n 1.500 schoolverlaters en 10.500 zijinstromers. in 2018 zal de wervingsbehoefte 10.000 personen zijn, waarvan ruim 1.300 schoolverlaters. De wervingskracht van schoolverlaters zal ook afnemen, van 725 in 2013 naar 480 in 2018.
[kolom_einde]
Aanpassingsmechanisme bij het krimpscenario: het tekort aan monteurs wordt opgelost, maar dat aan technici blijft
TI bedrijven zullen in dit scenario blijven uitwijken naar schoolverlaters met een opleiding buiten de TI. Dit zijn deels technische opleidingen, bijvoorbeeld voor de metaal of de bouw, maar er zijn ook instromers uit andere opleidingsrichtingen, zoals de ICT. Als de trend van het vervullen van de vacatures met schoolverlaters uit andere richtingen dezelfde zal blijven, zullen er in 2018 nog 700 schoolverlaters als monteur instromen, en 150 als technicus. Voor monteurfuncties zullen met het aannemen van schoolverlaters uit andere richtingen voldoende functies gevuld kunnen worden, voor technici is dit aanpassingsmechanisme echter onvoldoende.
Gematigde groei van de TI branche leidt tot nog grotere tekorten
Wanneer de economie weer gaat aantrekken zal de vraag van TI bedrijven naar personeel toenemen. In plaats van 1.300 schoolverlaters zullen er in 2018 dan 1.550 schoolverlaters nodig zijn voor de functies van monteur en technicus. De arbeidsmarkt is al krap bij het krimp-scenario en zal nog krapper worden bij het scenario met de gematigde groei.
Aanpassingsmechanisme bij het gematigde groeiscenario: uitwijken naar anders opgeleiden zal tekort aan monteurs niet oplossen
Uiteraard biedt het aanpassingsmechanisme om schoolverlaters uit andere richtingen te laten instromen bij dit scenario geen oplossing voor het nog grotere tekort. Bij dit scenario zal er in 2018 een tekort blijven bestaan van 560 technici. Vooral op regionaal niveau kunnen niet alle tekorten voor monteurfuncties met het aanpassingsmechanisme opgelost worden. De Rijndelta en West- en Midden Brabant zullen het grootste tekort hebben. Op landelijk niveau blijkt het tekort nog afdoende te kunnen worden bestreden.