Het opleiden van leerlingen in de technische installatiebranche staat al enkele jaren onder druk. Dat blijkt uit de sterke daling van het aantal bpv-plaatsen. De helft van het aantal erkende leerbedrijven leidt momenteel geen leerlingen op. De daling is vooral ten koste gegaan van jonge schoolverlaters die een TI bbl-opleiding willen volgen op niveau 2. Het aantal ouderen dat de arbeidsmarkt verlaat blijft echter toenemen, waardoor het niet uitgesloten is dat er over enkele jaren een tekort aan jongeren zal zijn voor de positie van leerling monteur. Daarom is het belangrijk om ook nu in de crisistijd oog te blijven houden voor het belang van praktijkscholing, met name de inzet van POC’s (praktijkopleidingscentra) daarbij. Hiermee kan worden voorkomen dat bedrijven zonder gekwalificeerd personeel komen te zitten wanneer de markt weer aantrekt. ITS heeft in opdracht van OTIB onderzoek gedaan naar de stand van zaken met betrekking tot de praktijkscholing in de TI branche.
Veel draagvlak voor praktijkscholing
Uit het onderzoek blijkt dat er een groot draagvlak is voor praktijkscholing bij TI bedrijven. Een derde van alle TI bedrijven heeft een of meer bbl-leerlingen in opleiding. Bij grote bedrijven is dit ruim 90 procent. Veel bedrijven zorgen er ook voor bijscholing van zittend personeel . Niet alleen jongeren, ook ouderen krijgen vaak bijscholing in vaktechniek. Nieuwe werknemers die vanuit andere bedrijven en sectoren een TI bedrijf instromen (‘zij-instromers’) worden meestal aangesteld op een functie als (leerling-)monteur, waarna ze zich binnen het bedrijf zelf via een traject op de werkplek de benodigde kennis en vaardigheden eigen kunnen maken. Dergelijke leermogelijkheden op de werkplek komen in de TI in hoge mate voor, in allerlei vormen. Een leerling monteur kan gewoon meelopen en meewerken met ervaren collega’s of kennis en vaardigheden meer systematisch ontwikkelen door verschillende soorten werkzaamheden met oplopende moeilijkheidsgraad te doen.
De scholingsmarkt in de TI is verdeeld. Voor de praktijkopleiding van leerlingen doen bedrijven voornamelijk een beroep op de initiële reguliere opleidingsinstellingen, de ROC’s, waarbij soms ook POC’s betrokken zijn. Voor de bijscholing van zittend personeel doen ze voornamelijk een beroep op particuliere opleidingsaanbieders, met daarbij een stevige inbreng van technische leveranciers. Dit is een voor de hand liggende verdeling, maar te-gelijkertijd is het de vraag of deze verdeling voldoende toekomstbestendig is met het oog op de dynamiek op de arbeidsmarkt en de groeiende behoefte aan voorzieningen voor levens-lang leren en trajecten van-werk-naar-werk.
Samenwerking tussen TI bedrijven, ROC’s en POC’s
Hoewel er veel draagvlak is voor praktijkscholing zijn de bedrijven niet in alle opzichten tevreden met het huidige aanbod. Meer dan de helft van de bedrijven die met ROC’s samenwerken is ontevreden over de algemene en vaktechnische bagage die bbl’ers vanuit hun ROC meekrijgen.ROC’s merken op hun beurt dat er bij TI leerbedrijven minder tijd en ruimte voor een opleiding komt, met gevolg dat leerlingen hun opleiding soms moeten uitstellen of afbreken.
[kolom_einde]
De ROC’s proberen hierom meer flexibiliteit in de opleidingen te brengen, door bijvoorbeeld de startmomenten zo variabel mogelijk te maken en het overstappen tussen bbl en bol te vergemakkelijken. Het contact tussen ROC’s en leerbedrijven zou gestimuleerd moeten worden, om de afstand die er nu tussen opleiding en praktijk bestaat te overbruggen. Hiermee kan ook de vaktechnische kennis van de bbl’ers verbeterd worden.
De helft van de bedrijven is bij een POC aangesloten en is sinds 2009 ook daadwerkelijk meer gebruik gaan maken van hun opleidingsdiensten. De bedrijven die met POC’s samenwerken zijn in de meerderheid tevreden over de dienstverlening. Vooral als het gaat om de begeleiding van de leerlingen en het bijbrengen van vaktechnische kennis.
Een aantal bedrijven organiseert praktijkscholing in eigen huis of heeft samen met andere bedrijven een praktijktrainingscentrum opgezet Het zijn vooral de grote bedrijven die dit doen, bijvoorbeeld omdat er specifieke kennis nodig is of omdat er een wervende en bindende werking vanuit gaat.
De toekomst van scholing in de TI
De POC’s hebben een stevige positie in het opleidingssysteem van de TI. De bedrijven vinden dat de POC’s ook in de toekomst vooral hun kerntaken moeten blijven uitvoeren: training, (aanvullende) scholing en het begeleiden van leerlingen van de vakopleidingen. Daarnaast verwachten ze ondersteuning bij het werven en bemiddelen van leerlingen die een werk- of leerplek zoeken. De POC’s hebben een zekere bufferfunctie tegen de gevolgen van de recessie. Ze nemen met hun detacheringsmodel een deel van de risico’s rondom het aanstellen en opleiden van nieuw personeel van de bedrijven over, zodat ook leerlingen worden opgeleid wanneer bedrijven zelf die risico’s niet kunnen of willen dragen. POC’s kunnen er zo voor zorgen dat bedrijven na de recessie niet zonder onopgeleid personeel zitten.
TI bedrijven hebben dus de nodige leermogelijkheden, -voorzieningen en –faciliteiten. Maar het is de vraag of die voldoende zijn voor de behoeften die in de toekomst zullen ontstaan.
Verwacht wordt dat er meer vraag zal komen naar nieuwe, bredere en andersoortige technische vaardigheden, en vaardigheden van een hoger niveau. Bovendien zullen eenmaal geleerde kennis en vaardigheden minder lang meegaan. Daarom is het nu tijd om te kijken of het huidige aanbod van praktijkscholing in de TI voldoet aan deze verwachtingen en tijdig bij te sturen als blijkt dat dit niet het geval is.